Vroeger, toen was het pas koud.

Door Paul Dekkers, namens de HistoriCie.

We bevinden ons in het jaar 1956. Februari 1956 om precies te zijn. Op 14 februari komt een vijftal schaatsers legendarisch hand-in-hand de finish over bij de elfde Elfstedentocht. Het is dus godsgruwelijk koud. En lang koud ook. Sterker nog, in de periode van 15 tot 24 februari 1956 is de gemiddelde temperatuur -10,5 graden en daarmee de op één na koudste koudegolf van de twintigste eeuw. In het uiterste noorden van Nederland wordt maar liefst een temperatuur gemeten van -26,8(!) graden. Nee, van roeien was absoluut geen sprake meer.

Maar wat doet een Phocaan die niet kan roeien? Die krijgt natuurlijk een alternatief trainingsschema (zie het document gedateerd 4 februari). En zoals het hoort bij het wedstrijdroeien, zijn de wedstrijdroeiers in deze vrieskou per 15 februari ook ‘in zware training’ met alle regels die daarbij komen kijken (zie het andere document).

Wierp dit strenge regime uiteindelijk zijn vruchten af in het roeiseizoen? Het leidde in ieder geval tot een aantal finaleplaatsen en daarmee betere resultaten dan het vorige jaar. Sowieso was Praeses en toekomstig Prof. Dr. Hylke Tromp (1935-2021) van het negende bestuur erg te spreken over de wedstrijdroeiers. Voor de andere leden viel echter nog wel het een en ander te verbeteren. Zo citeren we uit zijn jaarverslag: ‘’De geschiedenis wijst uit, dat Phocas gemaakt wordt en in feite bestaat door een kleine en enthousiaste kern: de wedstrijdroeiers. En hoewel veel studenten een Phocasdas dragen, zijn er maar weinig, die meer waard zijn dan de wol waaruit dit kledingstuk is samengesteld.’’ Dat er nog vele bevroren jaren mogen komen.

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *